De minitieuse en tot in de kleinste details uitgewerkte reisroute (of blauwe lijn, zoals u wil) blijkt helaas niet altijd met de werkelijkheid te stroken.
Vol goede moed en verse energie in de vloeibare munttheevorm reden we van Tanger naar Larache. De wind in de haren en tegen een gemiddelde van 35 kilometer per uur naar Larache gevlogen. Letterlijk. Het werd ons gauw en meteen duidelijk dat het niet binnen de menselijke natuur ligt om 's middags onder de snikheten en brandende Marokaanse zon een vinger uit te steken. Laat staan fietsen. Dus, vanaf dan voltrok zich het wonder dat SIESTA heet, maar dan eentje van 6 uur. Alles goed en wel, weer goed uitgerust, 's avonds in Larache goed ontvangen door Mustafa, onze strandventer en zijn goed gevulde hut.
Met zand in oren, ogen en haren vertrokken we in alle vroegte, om de zon voor te zijn, richting Allal Tazi. In totaal 114km, de eerste ziekteverschijnselen die het moraal teisterden, maar toch doorgebeten en enkele eieren en douchestralen van irrigatiesproeiers later arriveerden we bij onze eerste corpulente Tajine. Verorberd.
De Marokkaanse gastvrijheid kent geen grenzen en dus mochten we voor de allereerste keer onze tent moeizaam opslaan op publiek eigendom. Waarvoor dank. Na een honderdtal muggenbeten en enkele straathondgevechten konden we toch een uurtje slaap vatten. De ochtendzon bracht een heel aantal snelle kilometers met zich mee en dus haalden we Kenitra tegen 11u. Net op tijd voor de moordende zon. Het was toen wel al 42 graden. Toeval bij toeval, of het fatum zoals onze Islamitische kameraad ons verkondigde. Maar water inslaan komt nooit alleen. We hadden de eer kennis te maken met Noach, die begin jaren tachtig een PVC fabriek had opgekocht in Schoten, en nu een winkel uitbaatte in Kenitra. Hij trakteerde ons op een weldoende (en welverdiende) Hamam en een goede portie Couscous. Blij dat we daar weg waren, want Noach had wel iets "Extreem Islamitisch Bekerend" rond zich walmen, maar desalniettemin zeer dankbaar voor de uitnodiging, het lekkere eten en en warme en koude waterstralen.
In de vroege avondzon kondigden zich de contouren van de Marokkaanse hoofdstad aan, maar de zon viel zodanig snel in de Atlantische Oceaan dat we in het stikkedonker onze nachtelijk toevlucht onder een postmodernistisch gewelf van een brug moesten zoeken. Om de beurt een wacht voltrokken met dolk in de aanslag. Nutteloos natuurlijk, maar iedereen onderweg waarschuwt ons voor 'de vele bandieten die Marokko rijk is'.
Goed. Rabat. Hier moesten we visa voor Mauretaniƫ zien te bemachtigen. Geen kleine noch grote sinecure zo blijkt. Normaal gezien na aanvraag een wachttijd van 3 dagen, maar na veel, neen heel veel aangedring, toch via een achterpoortje (lees: een corrupte consul en 500 dirham) een transitvisum bemachtigd.
En nu zitten we hier, en gaat het vanavond richting Casablanca.Met de Berberzon in de rug, weest allen gegroet.
Genoeg drinken!
BeantwoordenVerwijderen