vrijdag 23 september 2011

Dimanche à Bamako

Le dimanche à Bamako c’est le jour de mariage
Le dimanche à Bamako c’est le jour de mariage
Le dimanche à Bamako c’est le jour de mariage
C’est le jour de mariage
Les djembés et les dununs résonnent partout
Les balans et les tamas résonnent partout
La kora et le n’goni sont aussi au rendez-vous 


Langs de flanken van de Mandingheuvels ten westen van Bamako reden voor een laatste keer met de tong op het stuur, met ons hol open en de ketting op de grote plateau (ja, we doorspekken dit bericht met wielertermen) een dubbele loopmarathon langs de oevers van de Niger tot in het centrum van Bamako. Naar goede gewoonte werden we verwelkomd door een peleton Power K brommers en hevig toeterende tweedehands auto's uit het Brusselse. En danseuse de laatste kuitenbrekers overwinnen om de drukte en verkeerschaos van de grootstad te verwelkomen. Met open armen verwelkomen we het dakterras dat onze thuis zou worden voor de komende 10 dagen. Want ja, we hebben besloten om er hier een eind aan te breien, de fiets aan de haak te hangen en de laatste 1000km naar Ouagadougou links te laten liggen. 
En we konden geen beter moment gekozen hebben om onze welverdiende rustdagen te slijten in Bamako. Gisteren werd hier 51 jaar onafhankelijkheid gevierd en vandaag, morgen én overmorgen gaat het festival van de Kora en andere traditionele snaarinstrumenten (zoals de N'goni) door in het Palais de la Culture op vijf minuten stappen van ons gezegende dakterras. Ons dakterras, dat gisteren trouwens zwaar geterroriseerd werd door een tropische regendonderbliksemstorm, alles doorweekte maar er ook voor zorgde dat we onze bergen mooi opgespaarde afval niet zelf moeten verwijderen.


We zitten hier dus al even. Maar de tijd vliegt als je niet de minste inspanning doet. Al moet gezegd dat we eergisteren nog eens de benen gestrekt hebben en -om even zot te doen- twintig kilometer gewandeld hebben. Inderdaad, gewandeld. Niet zonder gevolgen. De stapspieren, die na twee maanden pedalengetrap volledig in de vergetelheid waren verdwenen, lieten nog eens van zich horen. 4000 km fietsen, geen enkele keer stijve of stramme spieren, menig helende zalf nooit uit onze fietszakken moeten toveren. Nu, na een stevige dagtrip naar de zoo -die uberhaupt gesloten was!- verschillende tubes leeggeknepen en ingemasseerd. Wat ons algauw deed besluiten ons niet meer te wagen aan dergelijke exploten. Zonder het goed en wel te beseffen zorgden we daags nadien wel voor een herhaling. Wee ons. Maar er is genoeg rondom ons om ons eens lekker te verwennen. Zo hebben we zeep gekocht. Een goede stevige blok met een geurtje aan. En en plus, beschikt ons verblijf over twee (!) toiletten en twee (!) douches. Stromend water dus. Ja, we baden in luxe. We hebben zelfs matrassen gekregen. Voor street food moeten we zelfs de straat niet uit, voor bier spijtig genoeg wel. 


Genoeg gezeverd. Laten we het even hebben over onze laatste grote etappe, van Conakry naar Bamako. Niet lang na ons laatste blogbericht stoten meegemaakt. Stoten jong, ongelooflijk. Stoten waar veel geld en heel wat politie aan te pas kwamen. We doen dat wel eens uit de doeken als we thuis zijn. Goed, stoten dus. Die er ook voor zorgden dat we genoodzaakt waren aan 'onze' nonnen te vragen of we daar nog enkele dagen mochten logeren. Uit medelijden -en, uiteraard, naastenliefde- was dit allemaal geen probleem en dus bleven we nog enkele dagen langer genieten van onze 'vol pension luxe hotel' naast Professeur Alpha Condé, president van Guinée. Eens alles geregeld was trokken we met de fiets strak op het dak van de taxi het halve land door. Uit de drukte van Conakry, over de prachtige hooglanden van de Fouta Djalon tot de thuishaven van niemand minder dan Camara Layé, u uiteraard welbekend als auteur van L'enfant Noir, Kouroussa. Met flanellen benen, dankzij de voorbije autorit van 15uur, fietsten we vervolgens naar onze eerste kennismaking met de machtigste en indrukwekkendste stroom van West Afrika, de Niger. Het duurde niet lang voor het plan werd opgevat de Niger over te zwemmen. Onze waaghalserij werd echter gedwarsboomd door sterke stromingen, krokodillen, nijlpaarden maar vooral, menig plastic zak.
Het asfalt moest gauw plaatsmaken voor onze, ondertussen welgekende, routes bombées. Zo konden we zonder al te veel verkeer dat ons pad kruiste, onze weg vervolgen langs Siguiri tot Kourémalé, stad die zowel in Guinée als in Mali ligt. Nog een laatste maal de grenscontroles doorstaan, met de gebruikelijke 'subtiele', maar ongegronde vraag naar geld op het einde van wat meestal wel een aangename conversatie lijkt. Mali binnenrijden zorgde voor enkele kreten die bestempeld kunnen worden als euforie en ergens opluchting. De Malinese grenscontrole, in zwaar contrast met de Guinese, komt voornamelijk neer op een vriendelijke groet en een eenvoudige glimlach.
Ook in het zuiden van Mali wonen veel Malinké, en zo het oosten van Guinée ons deze wijsheid bijbracht, zijn dat zeer sympathieke mensen. Overal vriendelijk begroet en af en toe zelfs echte gesprekken kunnen aangaan doet deugd, veel deugd. Bijna nergens worden we achterna geroepen of lastig gevallen door de 'Donne-moi's'.


En dan was daar: Bamako. En een volgend blogbericht komt er aan. En daarin misschien wel woorden over zaken die we echt meemaakten, en die meer beschrijven dan louter onze route. Wie weet. Bon, wij gaan op zwier.

Tot gauw,
Die Grooten Trek

zaterdag 10 september 2011

Conakry Chronicles

Omhoog. Omlaag. Omhoog. En weer omlaag. En om de haverklap een panorama om 'U' tegen te zeggen. Of 'Oooeh'. Of 'Kust Mich Na Men Klak Godverdo*me Das Ne Foto Waard!'. Guinee in enkele woorden. Nog mooier dan Guinee-Bissau.
Gezwind en met de wind in de rug en baarden reden we de verkeerschaos, die iedere grootstad (in het geval van Bissau meer 'stad' dan 'groot') met zich meebrengt, uit. Bestemming Conakry. Omdat we enkel en alleen zuidwaarts kunnen reizen door oostwaarts te fietsen, fietsten we oostwaarts (nogal wiedes me dunkt).
Het duurde niet lang of we werden getrakteerd op zuivere 'Tour de France-Bergetappes'. En dat is natuurlijk overdreven, maar zo voelde het soms wel aan. De vermoeidheid kruipt toch geregeld in benen en billen, maar wat stevig op de tandengebijt doet veel. Bon, waar zaten we.
De weg van Bissau naar de grens met Guinee-Conakry was niet bijster lang (maar zo'n 200km) maar zat wel vol gevaren in de vorm van wilde beesten zoals olifanten, buffels (toch op plakkaten langs de route)of kleine bosantilopes en apen aan koorden. We kozen voor de niet meest toegankelijke grensovergang en dat bleek de beste keuze. Eindelijk reden we eens van het eindeloze asfalt af om de 'routes bombées' en rasechte veldwegen te overwinnen die dankzij het regenseizoen af en toe vrij tot zeer onberijdbaar waren (foto's komen er aan). Niettemin leverde dit vaak spectaculaire beelden op. Redelijk absurd ook.
Maar eens de grens over en een nieuwe stempel later, stonden we voor een nieuwe uitdaging. Een rivier. 300 meter snelstromend water, en de enige manier om aan de overgang te geraken was een niet al te grote 'piroque' (een vissersboot of een uit de kluiten gewassen houten kano). Met de 4 fietsen, pak en zak en 3 man in de boot naar de overkant gevaren. 3 want eentje waagde de oversteek al zwemmend. Om grote ongerustheid thuis te vermijden vermelden we geen namen. Iedereen raakte heelhuids aan de overkant. Enkel en alleen om daar enige tijd opgehouden te worden door een zeer aangename in de omgang afgezant van de Gendarmerie Nationale. Na heel wat heen en weer gediscussieer konden we toch doorfietsen om enkele kilometers later een hele ingerichte slaapkamer ter onzer beschikking te krijgen van de Chef du Village. Waarvoor onze dank.
De volgende dag was het nog vaak op de tanden bijten en af en toe eens goed vloeken op de vlekkeloze toestand van het wegdek, maar het landschap en de kleine dorpjes en bijhorende vriendelijkheid langs de weg maakten alles zeer draaglijk. Na de kleine en goed doorweekte veldwegen kregen we weer wat grip onder onze banden wat leidde tot onze uitgeputte aankomst in Boké, hoofdstad van Guinée Maritime (het meest Westelijke deel van Guinee). Brood, spaghetti,  bonen in tomatensaus en water, veel water zorgden voor wat hernieuwde kracht en zo vonden we snel onderdak in een school.
Na Boké mochten we nog eens van het asfalt proeven, dat wel af en toe doorspekt was met putten en modder, maar ok, nu maalden we kilometers dat het niet schoon meer was. De grens van de 100km werd gemakkelijk overschreden en dus haalden we vlot Boffa. Hier werden we weer zeer goed onthaald in de Mission Catholique, bijhorende school en scoutskamp. Weer een goed avondmaal aangeboden gekregen, en als dit nog niet genoeg was kregen we (bijna) allemaal nog eens een apart slaapvertrek aangeboden.
De volgende dag gooide de stijgingsregens wat roet in het eten waardoor we onze fietsdag na een 60-tal kilometer reeds moesten staken, maar niet getreurd, ook in Ouassou kwamen we weer bij een school terecht. Al moeten we hierbij vermelden dat de ontvangst ietwat 'vreemd' aandeed (details te bekomen bij de fietsers).
Nu was de afstand tot Conakry enkel nog een formaliteit. Nu ja, een formaliteit van negentig kilometer camions. Toch slaagden we erin dit af te leggen op slechts enkele uren tijd. Hoe we het soms klaarspelen, is ook voor ons een raadsel. Sterk mannen. Sterk.
 Zoals gezegd, of nog niet, zitten we nu in Conakry. Met ons gat in de boter. Bij enkele Zusters -van Sint Jozef van Cluny- die een school runnen en waar we ook weer een heel klaslokaal mogen gebruiken. Onze pleisterplaats bevindt zich binnen de extreem zwaar en met scherp geschut beveiligde perimeter van het presidentieel paleis. Dus voor de ongeruste zielen thuis, maak u maar zorgen.

Het verdere plan leidt ons naar Bamako, feeststad tout court. En daar gaan we van proeven. Meermaals. Hoe we daar geraken? Met de taxi, de fiets, de boot en wie weet, een tank. De beleefdheid gebiedt ons u wedermaals te groeten. A la prochaine. Bonne route.

Die Grooten Trek.

donderdag 1 september 2011

nog een posterformaatje


Maggi Momenten

Op een helder Maggi-moment temidden Dakar kwamen we tot de vaststelling dat er ons niets anders opzat dan door te reizen. Dus smeerden we onze gehavende kettingen opnieuw in en reden door de gietende regen naar de gare routiere om daar de taxi te nemen naar de grens met Gambia. Te lui om te fietsen, zeker. Dat behoeft geen excuus. Maar vooral ook de zin om ergens snel te geraken. Daarvoor hadden we al gehoord achter eventuele bootverbindingen, maar onder 2 300 000 CFA en een privejacht later zouden we nooit daar geraken.
Dan maar de velocipedes strak vastgesnoerd boven op de camionette en na veel vijven en zessen (en nog meer zevens) gezwind maar goed opeengepakt vertrokken richting The Gambia. En misschien maar goed ook dat we in de auto zaten, want in vol regenseizoen op een 'licht gehavende' en zeer druk bereden weg zitten, is niet echt een aanrader. Eigenlijk in de auto ook niet. Maar bon, op de een of andere manier, vreemd genoeg zonder ongeval, hebben we het toch gehaald (lees: overleefd).
Laat op de avond aan de grens met Gambia nog eens een goed Maggi-moment beleefd (die beginnen zich hier zwaar op te stapelen) met een dozijn of 2 eieren, gebakken aardappelen, een serieuwe kwak mayonnaise en vers brood. Heerlijk. (Het is hier duidelijk middag en we onze maag begint te knorren).
In Gambia, als je op de kaart kijkt is dat het landje met de bijzonder vreemde grens dat zowat middenin Senegal ligt (de legende vertelt ons dat de grens eigenlijk een doorgetrokken lijn van kanonskogel naar kanonskogel is die afgevuurd werden door een schip onder Britse vlag op de Gambiarivier), is boven de rivier geen toerist te bekennen. Zeer aangenaam, en zonder enig zoeken slaapplaats gevonden bij gastvrije Gambianen. Eens we de Gambia overgestoken hadden en aanmeerden in Banjul, tevens hoofdstad maar even groot als pakweg Meldert, Hoegaarden, is het toerisme niet meer weg te slaan. Verderop de zeg naar het zuiden hebben ze zelfs een hele hoofdweg met de ene club achter de andere (in blanke handen) waar de prostitutie en het alcoholverbruik hoge toppen scheert. Niettemin zijn we daar erg goed ontvangen geweest door Geert, Belgische businessman die zijn kans waagt in Gambia. Maar na een nachtje zwaar op de lappen geweest te zijn, hadden we het wel gezien en was de drang naar de fiets, de eeuwige weg en de vrijheid groter dan ooit en dus pompten we onze banden wederom strakker dan de strakste vos en reden we Gambia uit enkel en alleen om weer in Senegal te belanden.
Maar hoe verschillend kan een land zijn, buiten de eeuwige vraag naar geld, stylo's of onze fiets te schenken en achternageroepen te worden als Blanke in het Wolof, Pular, of ander plaatselijk dialect, is de Casamance-regio in het zuiden van Senegal oogverblindend mooi. Plaatselijke fauna en flora kweken en bloeien er weelderig op los. Maar ook het leger is zichtbaar (en zeer bewapend) aanwezig.
In December vorig jaar is hier nog erg zwaar gevochten tussen het Senegalese leger en de MFDC rebellen die ijveren voor de onafhankelijkheid van de regio (hier link voor wie meer wil weten: Casamance Conflict). Maar goed, de mensen hier zijn zeer vriendelijk en gastvrij en we vinden onderdak bij grote families die ons droge slaapplaatsen toewijst en grote borden rijst schenkt. De regionale hoofstad heet Ziguinchor en daar kopen ze ons visum voor Guinee Bissau, het volgende land dat we aandoen. Ondertussen is de blauwe lijn die je hierboven ziet staan te belachelijk voor woorden geworden en zo ook de bijhorende voorgeschatte kilometertelling.
Na Ziguenchor is het niet ver meer tot de grensovergang en dit begint ondertussen een beetje als routine aan te voelen: land uit - legerpost controle  - politie - stempel - land in - politie - stempel - legepost controle. En af en toe een goede lange uitleg aan beide instanties en wachten onder de brandende zon of gietende regen. Guinee-Bissau is meteen even aanpassen, het is een voormalige Portugese kolonie en dus spreekt men hier geen Frans (dat wij ondertussen beter beheersen dan Sarkozy na een fles Vodka). Het plaatselijke Creools of af en toe verbasterd Portuguees is niet te verstaan, tenzij je Portugees of Creools spreekt natuurlijk.
Maar niet gevreesd, niet alles is anders, ook hier is het al Maggi wat de klok slaat en dus blijven onze eieren, spaghetti, rijst of lokale bereidingen steeds dezelfde soort 'heerlijk' smaken. Het is een prachtige (en wederom geasfalteerde) route naar Bissau. In dit land rijden er meer fietsen dan auto's en dat doet deugd. Het is erg rustig op de weg tot in Bissau zelf waar het, zo het bijna iedere hoofdstad afgaat, hectisch en chaotisch. In Bissau, pakweg het hele land is geen electriciteitsnetwerk en dus wordt menig schaarse frigo of computer aangedreven door generators of fietsdynamo's. Maar de electriciteit wordt niet gemist, water blijft water en gas is overal voorradig. En onze ecologische voetafdruk is intussen zodanig onder nul gegaan dat we ondertussen kunnen denken aan vluchten met talrijke overstap richting Belgie. Maar zover zijn we nog niet. We hebben zo net ons visum voor Guinee Conakry aangevraagd en mogen dit waarschijnlijk deze namiddag afhalen op de ambassade. Gisteren hadden we hetzelfde geprobeerd, maar het einde van de Ramadan bracht veel gesloten winkels en nog meer feestgedoe op de been.

De weg die volgt wordt zwaar, zeer zwaar. Maar we hebben er veel zin in. De Guinese hooglanden en veldwegen tegemoet.
Wij groeten u hartelijk!