dinsdag 23 augustus 2011

Foto's

Voor de nieuwsgierigen naar beeldmateriaal van onze reis:
Link naar facebook

We zullen nog proberen ook op onze blog foto's te plaatsen, maar dat gaat zo ongelofelijk traag meneer.
Verder kan ik u ook nog meedelen dat de grens van de 2000km overschreden is. Hiervoor driewerf hoera.

Aan de fles

Een maand heeft het geduurd. Het waren 31 vreselijk droge en dorstige dagen, maar gisteren was het dan eindelijk zover. Nog een stevig in de pinten gevlogen.
Het vocht dat onze kelen smeerde is een lokaal brouwsel dat Gazelle heet en in heerlijk frisse flessen van 0.622 l geserveerd wordt. Het is eens wat anders dan een bak Hoegaarden Grand Cru, of een avondje Trappisten gieten. Om wat sfeer te scheppen kwamen ook enkele van onze Moslimbroeders zich stiekem en in het geniep laven aan dit hemels gerstenat. Ik zeg 'gerstenat', maar er kan evengoed goed gegiste maniok inzitten. Om de een of andere reden lijken de etiketten steeds verdwenen alvorens het bier onze tafel bereikt. Het kon ons allemaal niets schelen, feit is dat we gevieren gezamelijk genoten van het moment.


Het is niet zomaar een moment. Na een maand geen twee nachten op dezelfde plek verbleven te hebben, besloten we om vanaf nu wat tijd te nemen. Voor onszelf, om mensen te leren kennen (tot nu toe zijn er bijna enkel vluchtige contacten geweest), om plaatsen te bezichtingen... Sinds gisterenmiddag zijn we in Dakar gestrand en het plan is om enkele dagen hier te blijven, tot rust te komen en ieders gedacht over de verdere reis te aanhoren. Want een maand om de ons nog resterende kilometers enkel per fiets af te leggen zou zoveel betekenen als bijna iedere dag doorreizen. En niets anders. Zoals gezegd vinden we het belangrijk om vanaf nu onze tijd te nemen, meer reizen dan fietsen.
We zijn hier met ons gat in de boter gevallen in Dakar. Ingecheckt in een rustige auberge ten Noorden van het centrum in Yoff. Misschien kent iemand wel de ViaVia reiscafé's/hotels zoals die in Heverlee, Leuven. Wel, in zo een geval zitten we nu in Dakar. Een van de enige twee in heel Afrika.


Goed, we vertrokken dus uit Rosso. Het werd gauw donker en we moesten ons kampement opslaan temidden de Senegalese groene velden. Het verschil met Mauretanië is immens. De bomen, het gras, de rivieren, maar vooral de muggen slaan hier om onze oren. Eindelijk weg van dat doodse landschap. Al een geluk dat we muskietennetten bijhebben, niet echt om ons te beschermen tegen de miljoenen steken en ons zo te behoeden voor de parasiet die Malaria heet, maar eerder om van dat eeuwige gezoem af te houden dat ons uit onze o zo nodige slaap houdt. Het klimaat is hier zeer voelbaar veel vochtiger dan in Marokko of Mauretanië. En dus stroomt het zweet rijkelijk.
De hele weg van Rosso naar Dakar wordt momenteel volledig heraangelegd met het meest gladgestreken asfalt dat ooit onze banden kustte. Saint Louis, de allereerste hoofdstad van Senegal, bereikten we vlot na twee dagen. Daar liet het regenseizoen voor het eerst van zich horen. In het midden van de nacht begon de hemel te ontploffen en in brand te schieten dat het geen naam had. Felle regens waren het logische gevolg. Het toeval wou dat we net gewoon buiten lagen en bijgevolg toch van een stevige nachtelijke douche konden genieten. Dat was trouwens hoogstnodig. Na wat bankproblemen ontvluchtten we in de late namiddag deze levendige havenstad richting Louga.
De weg naar Dakar is niet lang, maar wel hard, zeker met wind op kop. Om het geheel nog wat aangenamer te maken bleken de regens vanaf nu ook dagdagelijkse kost. Heerlijke warme druppels teisterden ons gelaat en doorweken ons van kop tot teen. Geen erg. Al is de gemiddelde bui hier wel zeer vergelijkbaar met een tropische storm in België.
In Tivaoune werden we ontvangen door wat zowat de meest gastvrije familie ooit geweest moet zijn. Op uitdrukkelijk verzoek van de pater familias bleven we daar dan ook een dag langer plakken. Wat een heerlijke tijd. We leerden heel de familie kennen, en zo ook het gehele brood-in-steenbakovenproces. Met pijn in het hart (en in de buik) namen we na twee dagen afscheid en trokken we verder richting Dakar met de bedoeling een kennis te bezoeken die in Keur Moussa woont, een dorp ten NO van Dakar. Maar door ons eigen toedoen en tegen de wijze raad van de lokale bevolking in reden we kilometers en kilometers uit de richting. Dom. De nacht viel, we knutselden onze tent ineen en een goede nachtrust later was het alweer van dittem en dattem.

Van de hoofdweg afwijken in vol regenseizoen is hier niet echt een goed doordacht plan. Dit mochten we aan de lijve ondervinden. De rode modder, metersdiepe plassen en gaten in de weg zijn hier niet weg te denken.

Dakar binnenrijden is een drukte alom, overal vrachtwagens, taxi's en ander gemotoriseerd tuigt. Maar door al die fossiele brandstofgassen schijnt de zon. We keken rond, informeerden ons en vroegen aan duizend man 'waar is de viavia hier?'. En kijk, geen uur heeft het geduurd, en we vonden onze thuis voor de komende dagen.

Buiten al deze luchtige en komisch oppervlakkige informatie die wij hier neerpennen, leren we ook beetje bij beetje Senegal zelf kennen. Met al zijn hoogtes en laagtes. Schrijnende ngo toestanden, talibe kinderen, Marabou goedgelovigen... maar over al die toestanden zullen we het wel hebben als we thuis zijn. In een goed gesprek onder vier ogen.
Bon, we houden jullie op de hoogte van onze verdere plannen. Maar nu gaan we verder genieten van onze tijd in Dakar, zijn heerlijke street food en lekkere Gazelles.
We wensen u een Ramadan Mubarak.

En een gelukkige verjaardag aan onze papa. Hiep Hiep Hugo Hoera.

maandag 15 augustus 2011

Het Vagevuur

Zo gezegd, zo gedaan. Een weinig uren later bevonden we ons op de trein naar Choum. De eerste trein reed ons uiteraard klakkeloos en en grande vitesse voorbij, maar de trein -lees 300 goederenwagons goed doordrenkt met ettelijke kilos ijzererts- van half acht kwam toch tegen 21u opdagen. En dan durven de mensen klagen over de stiptheid van de NMBS. Goed, er waren ook 2 personenwagons, maar avonturiers als we zijn -lees we waren toch al erg smerig- smeten we ons materiaal, lijf en ledematen in een grote roestbak en vertrokken richting Choum. Een adembenemende -in de letterlijke zin van het woord- ervaring. Met het prille daglicht arriveerden we in Choum, een stopplaats waar er geen hoort te zijn.
Choum ligt namelijk in een volledig door Allah vergeten gebied waar de temperaturen tegen 8u sochtends reeds de pan uit swingen en de 50graden bereiken. Met de Taxi Brousse via zandduinen en dromedarisdrollen naar Atar waar we des te meer beseften dat het hier onmogelijk fietsen was overdag. Dus verwenden we onszelf met een kamer met airco en douche, de enige andere optie was huilen met de pet op. Maar de pet was gaan waaien en van te huilen zouden we nog sneller uitdrogen.
Diezelfde avond nog een rijstrijke maaltijd geconsumeerd en ons gewaagd aan een nachtelijke rit door het Mauretaanse binnenland. Je zou denken dat het hier frisser wordt, en dat doet het ook maar het kwik gaat nooit onder de 30 graden, vergeet het maar. Toch nog een kleine honderd kilometer overwonnen om ons tegen de ochtend af te kappen aan een Gendarmeriepost in een dorp -lees 3 hutten, een ezel en een kudde geiten-. Hoedat de mensen hier -over-leven blijft ons toch een beetje een raadsel. Waarom er op zulk een plaatsen mensen wonen is nog een groter vraagstuk, hier is letterlijk niets van leven.

De hitte, het eindeloze doodse landschap maar toch vooral de airco overdag in de auberge eisten ondertussen hun tol en ziekte teisterde de groep. Dankzij de goedheid van de Mauretaanse Gendarmerie Nationale hadden we in geen tijd een bereidwillige truchchauffeur gevonden die ons ergens voor Nouakchott zou deposeren aan een camping langs de weg. Een camping, tegen wil en dank -we hebben nog maar enkele keren betaald voor een slaapplaats, wij slapen het liefst onder de blote sterrenhemel- maar onder dwang van de politie omdat we zieke mensen vervoerden en we een verblijfplaats moesten opgeven om ons de volgende ochtend te contacteren. Soms leek er zelfs oprechte berzorgdheid in hun stem te vinden.

Buiten krampen, oververmoeidheid, chronische dorst en het overshreiden van de zitvlakpijngrens waren de alle andere ziektesymptonen uit de groep verbannen en dus ging het weer met de fiets richting Nouakchott. Een stad waar letterlijk niets te beleven valt en dus reden we in een ruk door richting Rosso. Alwaar we enkele dagen later, vandaag dus, zijn aangekomen. Moegestreden, want de muggen houden ons s nachts uit onze slaap en moegezeten, want de laatste 60 kilometer was de conditie van het asfalt -ok, het is nog steeds een soort van asfalt- bitterslecht en extra vermoeiend om over te rijden, kwamen we aan in Rosso, Mauretanie. Hier werden we enkele uren beziggehouden met zeer drukke helpers, agenten en douaniers. Met een vrijgevochten gevoel reden we uiteindelijk toch de overzetboot op om Rosso, Senegal te bereiken. De Senegalrivier is immers de grens tussen Senegal en Mauretanie.

En nu zitten we dus hier en dachten we natuurlijk aan de ongeruste zielen thuis, die ons toch zo waarschuwden voor Mauretanie, en moesten we het thuisfront toch even op de hoogte brengen van ons nog zeer vreugdevol en immer optimistische gemoed. We proberen nu Dakar te bereiken, waar we toch enkele dagen de tijd nemen om wat op adem te komen, kameraden te bezoeken en gewoon wat rond te lopen.

Fotos volgen nog, maar de computers laten het af en toe afweten.
Bon, we gaan ons wat Wolof eigen maken, a la prochaine.
Die Grooten Trek.

ps het eerste groen -gras en bomen- is een feit en dat stemt ons gunstig jochei jochei en driewerf hoera

woensdag 10 augustus 2011

Saharazand & Niemandsland

Pijnlijke poepen, hevige zandstormen, snelheidsovertredende camions, verontrustende darmflorastoornissen ... slechts enkele zaken waar we het vandaag niet over gaan hebben. Voor de brave oren aan het thuisfront en de gerustheid van ziel en geest.
Zoals aangekondigd in ons laatste blogbericht hebben we de roep van het zand gevolgd en ons in vogelbusvlucht begeven naar de Westelijke Sahara. Een voormalige Spaanse kolonie die geclaimd wordt door Marokko, maar nog niet officieel erkend is door de VN. Na een lange nachtelijke busrit kwamen we aan in Laayoune, de voormalige hoofdstad. Zowat het halve Marokkaanse leger lijkt hier gestationeerd. Militaire controleposten en Royale Gendarmeriestops zijn vanaf heden dagelijkse kost.
In Laâyoune ontmoetten we Laurent, een ervaren wereldfietser met tienduizenden kilometers op zijn kerfstok. Hij wist ons ettelijke uren te 'entertainen' met al zijn weetjes en know how over West Afrika, fietstechniek en Afrikaanse vrouwen. We staken al zijn kennis in onze fietszakken en vol goede moed trotseerden we onze zadels. De eerste dertig kilometers waren een ware marteling voor onze toch al wat warmgelopen kuiten, maar nog meer voor oren, ogen, mond en vooral baarden. Het zand kroop letterlijk (en figuurlijk) overal. Gewapend met verse hoofddoeken draaide ook de felle wind in ons voordeel en waren de volgende woestijnkilometers van een heel ander genre. Met een gemiddelde van om en rond de 30km/h vlogen we van het ene niets naar het andere niets. Maar het niets ging wel snel over in nog meer niets en af en toe kwamen we wel een verlaten nederzetting, een tankstation of een groep vrolijke en vriendelijke Saharawis tegen.
Honderden kilometers zand later maken we kennis met een oude witte camionette en Vincent, Franse twintiger die aan een grote rondreis door Afrika begonnen is. Uit het niets stelde hij voor ons in zijn lege camionette mee te nemen tot iets voorbij Dakhla. Voor we het wisten hadden we onze fietsen ingeladen en was de vriendschap een feit. Onderweg maakten we enkele tussenstops, gingen we op zoek naar de zee, verzamelden we schelpen, en doken we diep de Atlantische Oceaan in. 's Avonds stopten we aan een klein wegrestaurant annex hotel annex tankstation annex ... aten we samen en tot ons aller bebazing stond er daar een goed bepakte fiets geparkeerd. Deze was van niemand minder dan Jan Willem Visser, een Wiskundige Nederlander die te voet vanuit Nederland tot in Tan Tan is gewandeld en zich een fiets heeft aangeschaft om de woestijn te doorkruisen. Jan Willem is nu al 2 dagen lang onze reisgezel (je kan hem volgen op pescadorcamino.blogspot.com, neem zeker even de tijd om zijn foto's te checken, hij heeft voor de laatste 800km ongeveer dezelfde weg als ons afgelegd). Samen trokken we naar de grensovergang met Mauretanië die helaas, maar niet tot onze verbazing gescheiden is door een strook niemandsland van enkele kilometers breed en bezaaid met uitgebrande autowrakken. Met Jan Willem reden we naar Nouadhibou en checkten daar in bij Ali, campingbaas en Europareiziger avant la lettre. Helaas scheiden onze wegen nu, maar de kans bestaat dat we elkaar snel weer tegen het lijf lopen in Nouakchott of Dakar of ... wie weet. Onze wegen scheiden omdat wij besloten hebben vanuit Nouadhibou de langste trein ter wereld (in lengte) te nemen tot Choum (http://www.youtube.com/watch?v=ahct5yzUtdE). Met andere woorden: we hebben de smaak van het zand te pakken gekregen en willen gerust nog wat verder bakken in temperaturen van 40 graden en meer die het Mauretaanse binnenland ons aanbiedt. Vanuit Choûm proberen we weer door te fietsen richting Nouakchott en dan verder naar Rosso, de grens met Senegal. 


U kijkt toch ook?!

woensdag 3 augustus 2011

dinosaur jr.

gastvrijheid en route

en onze de Senegalese Visum Vrienden

Le Vent Au Nez Théâtre

Alles bon en bien hier aan de uitlopers van het Atlasgebergte, al lijkt het wel of we er vaak middenin zitten. Momenteel zitten we in Essaouira aan de kust, en naderen we de grens van de eerste duizend gefietste lopende kilometers. De kettingen lopen nog steeds gesmeerd, daar zit de bus olie wel voor iets tussen, maar leien dakjes zijn er hier ook genoeg.
Met een komisch en redelijk absurd gevoel reden we met de wind in de rug van het drukke Rabat weg richting zuiden. Casablanca was de eerstvolgende metropool die we aandeden, en waar we even de tijd namen om enkele zaken te bezichtingen zoals de recent opgetrokken en megalomane Hassan II Moskee. We vervolgenden de weg naar El Jadida op volgens verschillende Marokkaanse bronnen de gevaarlijkste weg van heel het land. Niets van gemerkt en onderweg een stevig arboretisch exemplaar ontmoet waaronder we deftig gesiestaad hebben. Kilometers asfalt, zand en keien later bevonden we ons in Oualidia, een overroepen kuststad waar half Marokko komt zonnebaden, maar alwaar we een idyllische slaapplaats wisten te bemachtigen boven op een kale heuvel met zicht op de Atlantische Oceaan.
Maar midden in de nacht keerde het tij, begon het daar toch niet plots en ineens flam pardoes pijpenstelen en golfballen te regenen. Wij, onder onze zeer imaginaire tent in zeven Quechaseconden het buitenzeil gezocht en gevonden en over onze slaapzakken getrokken. Geen twee pinten later stopte het alweer met regenen.
Maar het kwaad was reeds geschied. De wind gekeerd.
Het verbijsterend slechte makadam gijzelde onze kuiten en moraal nog meer. Maar echte baarden geven niet op, beuken en tegen de wind in bijten volgden logischerwijze. Moegetergd en gestreden legden we ons 's avonds na een weldoende en goedgevulde Tajine ten ruste in een termietenrijk bos langs de kant van de weg.
Onze kustroute waarvan we aanvankelijk dachten dat (ook volgens onze kaart trouwens) de hoogtemeters zich tot een minimum zouden beperken, deelt af en toe ook rake klappen uit. Gisteren weer enkele hors catégorie kleppers overwonnen met onze aluminium rossen van 50 kilogram. Maar klagen wordt er zelden gedaan. Wel hebben we nu besloten een eerste echte rustdag in te lassen en dit hier in Essaouira, waar we voor het eerst onze fietsen veilig konden loslaten en er op ons eentje op uittrekken. Een heel apart gevoel.

Maar de roep van het eeuwige zand heeft ons al in zijn macht, en dus hebben we besloten de eerste de beste truckchauffeur aan te spreken en deze om een lift te smeken tot Tan Tan, de poort naar de woestijn om aan het échte afzien te beginnen (alsof de Ramadan nog niet voor genoeg verlangens zorgt). Want of ja, gisteren is de vastenmaand begonnen en dit houdt zoveel (en zoveel meer) in als van 4u 's ochtend tot 21u niets eten, roken noch drinken. Met een sympahtieke uitzondering voor kinderen en zieken (ook van geest). En het toeval wil dat wij ons in deze laatste categorie bevinden. Dus gaan we voor water en brood overdag. En 's avonds, zo Allah het wil, harira dadels olijven veel zoetigheid tajine couscous en meer.

"oh, ne goeie dag vandaag, maar 35 graden" groet u.
of om het op zijn Nieuw Vlaams Alliantiaans te zeggen "Morituri te salutant" Bart de Dikke Bever Vooruit